<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >> Navigatie: Componenten en parameters > Knooppunten > Knooppunt |
Een knooppunt kan een MS-rail, LS-rek of mof zijn.
Het knooppunt wordt gemodelleerd met drie fasen, een nul, een aarde en vier hulpaderknooppunten. Zie ook: Negengeleidermodel: Knooppunten.
PARAMETERS
Algemeen
parameter |
Default |
Eenheid |
omschrijving |
Naam |
|
|
Naam van het knooppunt |
Korte naam |
|
|
Korte naam |
ID |
|
|
Identificatie van het knooppunt (bijvoorbeeld afkomstig uit een GIS) |
Unom |
1) |
V |
Nominale spanning LS-knooppunten (tot 1000 V): fasespanning MS-knooppunten: gekoppelde spanning |
1) Bij het verlaten van een knooppuntformulier met OK wordt Unom als defaultwaarde bewaard
Naam
Kies bij voorkeur verschillende namen voor de knooppunten.
ID
Naast de naam kan het ID worden gebruikt voor de identificatie van het knooppunt. Deze identificatie wordt ook gebruikt bij het importeren of exporteren van netwerkgegevens.
Unom
Met Unom wordt de nominale bedrijfsspanning bedoeld (bijvoorbeeld 10000 V of 230 V). Deze Unom kan gewijzigd worden zolang het knooppunt niet is verbonden met een ander knooppunt.
•Bij LS-knooppunten (tot 1000 V) wordt de fasespanning opgegeven (bijvoorbeeld 230 V).
•Bij MS-knooppunten wordt de gekoppelde spanning opgegeven (bijvoorbeeld 10000 V).
Er is een mogelijkheid om de nominale knooppuntspanningen collectief te wijzigen. Als de knooppunten door middel van kabels, links of smoorspoelen met elkaar verbonden zijn, is het alleen mogelijk om van alle verbonden knooppunten tegelijk collectief te wijzigen via Bewerken | Collectief | Knooppunt. Indien de knooppunten met transformatoren zijn verbonden, geldt de regel dat de spanningen van transformatorwikkeling en knooppunt niet meer dan 20% van elkaar mogen afwijken.
Schakeling
Op dit tabblad worden de aansluitingen in de nul-, PE- en hulpadersystemen gedefinieerd en of het knooppunt een risicoknooppunt is.
Nul, PE en aarde
Het is van belang dat nauwkeurig wordt aangegeven of nul en aarde met elkaar zijn verbonden. Ook de aanwezigheid van een aardelektrode en zijn aardverspreidingsweerstand moet hier opgegeven worden.
parameter |
Default |
Eenheid |
omschrijving |
Ra |
0 |
Ohm |
Aardingsweerstand |
Op dit tabblad kan ook gekozen worden uit standaardconfiguraties voor schakelingen tussen nul, PE en aarde (zie ook in de Opties bij Netwerk | Objectconfiguraties | Knooppunt).
Hulpaders
Op dit tabblad wordt ook de aansluiting van de hulpaders gedefinieerd. Elke hulpader kan op één fase worden aangesloten. Een fase kan op meerdere hulpaders worden aangesloten.
Hulpaders kunnen met elkaar worden gekoppeld. Onderstaand voorbeeld toont aansluiting van h1 op L1, h3 op L2 en h4 op L3. Hulpader h2 is met hulpader h1 gekoppeld.
Diversen
parameter |
Default |
Eenheid |
omschrijving |
X |
|
|
Geografische X-coördinaat |
Y |
|
|
Geografische Y-coördinaat |
Faalfrequentie |
0 |
/jaar |
Gemiddeld aantal keren per jaar dat het knooppunt zelf faalt |
Velden |
|
|
Opsomming van veldnamen |