Definiëren omgeving

<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >>

Navigatie:  Getting started >

Definiëren omgeving

De eerste stap na het aanmaken van een locatie is het definiëren van de omgeving. Hier wordt tevens de keuze gemaakt tussen een boven- of ondergrondscircuit door het definiëren van Uitdroging of Zoninstraling. Deze instellingen kunnen later worden gewijzigd door in het werkblad met de rechtermuisknop op een willekeurige plaats te klikken. Er verschijnt dan een popup-menu. Kies hierin de optie Omgeving. Een andere mogelijkheid is via het menu Bewerken | Omgeving.

 

Ondergronds

Bij één of meerdere circuits ondergronds kunnen de volgende eigenschappen worden gezet:

gronduitdroging: geen/gedeeltelijk/voorkomen

grondtemperatuur

thermische weerstand van de grond

 

Omgeving

 

In Nederland is de bodem over het algemeen redelijk vochtig. Bij zwaar belaste kabelverbindingen en bij passages onder een weg of bebouwing is de grond echter zeer snel uitgedroogd. Een dergelijke passage is een "hot spot" in de kabelverbinding en is één van de beperkende factoren die de belastbaarheid van de gehele verbinding bepaalt. De soortelijke warmteweerstand van uitgedroogde grond is 2,5 Km/W.

 

Bovengronds

In het geval van een circuit boven de grond kunnen de volgende eigenschappen worden gezet:

zoninstraling: wel/niet

Intensiteit

buitentemperatuur

 

Omgeving_bovengronds

 

Na het definiëren van de omgeving kan een kabelcircuit ingevoegd worden.