<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >> Navigatie: Berekeningen > Stabiliteitsanalyse > Resultaat |
Het resultaat van de berekening zijn de eigenwaarden van de A-matrix van het gelineariseerde netmodel. Als alle eigenwaarden zich aan de linkerzijde van de imaginaire as op het complexe vlak bevinden, is het systeem stabiel. Hoe verder naar links de eigenwaarden zich bevinden, hoe stabieler het systeem is. Het imaginair deel van een eigenwaarde is met de frequentie van oscillatie van desbetreffende mode verbonden.
Na het uitvoeren van de berekening verschijnt de volgende venster:
Op de plot worden de eigenwaarden grafisch weergegeven. De grenzen van de plot kunnen automatisch of handmatig ingesteld worden. Als er op de plot op een eigenwaarde geklikt wordt, wordt desbetreffende waarde in de tabel geselecteerd. Een dubbelklik op een eigenwaarde op de plot geeft een label op de grafiek met de waarden van reëel en imaginair deel van deze eigenwaarde. De labels kunnen met de knop Marks verwijderen (op het linker-boven deel van de plot) verwijderd worden. Daarnaast bevindt zich de knop Grafiek kopiëren naar klembord dit kan gebruikt worden om de plot kopiëren en plakken bijvoorbeeld naar Microsoft Word. De knop Exporteren naar Excel exporteert uitgebreide informatie over resultaten van stabiliteitsanalyse. De volgende informatie wordt geëxporteerd:
•A-matrix van het gelineariseerde netmodel;
•beschrijving van de toestanden;
•eigenwaarden en desbetreffende demping en frequentie;
•rechter- en linker-eigenvectoren;
•participatiefactoren.
Participatiefactoren (die alleen in het geëxporteerde Excel bestand te zien zijn) geven belangrijke informatie over het gedrag van het systeem in. Ze geven aan door welke toestand een eigenwaarde het meest beïnvloed wordt. Participatiefactoren worden in Vision genormaliseerd en in procenten weergegeven zodat de som van alle participatiefactoren per kolom 100% moet zijn. Kleine participatiefactoren (minder dan 0,01%) worden verwaarloosd om de weergave overzichtelijk te houden. Daarom kunnen er kleine ontwijkingen van de 100% ontstaan.
Participatiefactoren kunnen, bijvoorbeeld, op de volgende manier geanalyseerd worden. Eerst kunnen we de eigenwaarden bekijken. Het nummer van de eigenwaarde met de slechtste demping (die haar reële deel het meest dichtbij naar nul heeft) kan genoteerd worden. De kolom met het genoteerde nummer kan op de tab Participatiefactoren opgezocht worden. Voor de grootste participatiefactor in de kolom kan het toestandsnummer bepaald worden. Met dit toestandsnummer kan op de tab Toestanden getraceerd worden welk component en welke variabele de slechte demping veroorzaakt.