Opties, Berekening

<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >>

Navigatie:  Opties >

Opties, Berekening

 

Algemeen

 

Warmteweerstand

Warmteweerstand van de bodem voor het vaststellen van de maximale stroombelastbaarheid van de kabels.

 

Geleidertemperatuur

De geleidertemperaturen voor GPLK-kabels en niet- GPLK-kabels voor loadflowachtige berekeningen. De weerstand van kabels is afhankelijk van deze temperaturen.

 

Kleurindicatie

Na een berekening worden de componenten gekleurd volgens dit kleurenschema. De grenzen voor veel te hoog, te hoog, te laag en veel te laag worden bij de specifieke berekeningsopties ingesteld. Zie ook: Beeld.

Indien een bijzonderheid of een waarschuwing wordt gegenereerd, krijgt het betreffende object de "attentiekleur".

 

Loadflow / Netbelasting

 

Maximale spanning en minimale spanning

Uiterste grenzen, waarbinnen zich de spanning in een netwerk moet bevinden. Bij overschrijding van deze grenzen worden de knooppunten gekleurd weergegeven.

 

Maximale belastinggraad

Uiterste grenzen, waaronder zich de belastinggraad van kabels en transformatoren in een netwerk moet bevinden. Bij overschrijding van deze grenzen worden de takken gekleurd weergegeven.

 

Maximaal vermogen bij netbewust laden

Het maximale vermogen als netbewust laden wordt toegepast.

 

Netbelasting

Verliezen: Energie- en vermogensprijs, bedrijfstijden van de verliezen en netto rente ten behoeve van de verliesberekeningen.

 

 

Aanrakingsveiligheid

 

Algemeen

 

Geleider-aarde-sluiting

Geleider: de fase of hulpgeleider in welke de kortsluiting zich voordoet.

Boogweerstand: de boogweerstand op de plaats van de fout. Deze is bij de meeste bedrijven op corporate niveau voorgeschreven. De waarde is meestal 0 Ohm.

 

Schoeiselweerstand

De weerstand van de schoenen van de persoon die onder spanning komt te staan. Deze waarde is bij de meeste bedrijven op corporate niveau voorgeschreven. De waarde is meestal 1000 Ohm.

 

Aanraakwijze

Op welke wijze een persoon een onder spanning staand voorwerp aanraakt. Deze instelling is bij de meeste bedrijven op corporate niveau voorgeschreven. De aanraakwijze is meestal: twee handen - twee voeten.

 

Geleidertemperatuur

De geleidertemperaturen voor dikke en dunne kabels voor deze berekening. De weerstand van kabels is afhankelijk van deze temperaturen.

 

 

Bij de keuze van curves voor bepaling van het toelaatbare in verband met de aanrakingsveiligheid, gaat Gaia uit van de norm IEC 60479 en de aanbevelingen hierop. De belangrijkste curves zijn het verband tussen aanraakspanning en lichaamsweerstand en het verband tussen stroom door het lichaam en maximaal toelaatbare tijd (stroom/tijd-gevarenkromme).

 

Aanraakspanning (Ua) - lichaamsweerstand (Rm)

Aardingsveiligheid_Ua_Rm

 

De weerstand van het menselijk lichaam is afhankelijk van de spanning over het menselijk lichaam, de zogenaamde aanrakingspanning Ua en de manier van vasthouden. De grafieken geven de verbanden tussen de aanraakspanning Ua en de lichaamsweerstand Rm weer. De gebruiker kan bij het maken van de berekeningen kiezen tussen de 5%, 50% en 95%-grafieken uit de norm.

Het percentage is de aanduiding van de grafiek met de waarde van de lichaamsweerstand (als functie van de aanrakingspanning) welke niet overschreden wordt door dat percentage van de populatie. De grafieken zijn overgenomen uit IEC 60479-1.

Op corporate niveau is bij de meeste bedrijven voorgeschreven van welke grafiek gebruikt wordt. Meestal is dat de 5%-grafiek.

 

Gevarencurve

Aardingsveiligheid_gevarencurve

 

Door aanraking van een geaard toestel ten tijde van de fout zal er een stroom (Im) door het menselijk lichaam gaan lopen. De grootte van deze stroom bepaalt hoe lang de fout maximaal mag blijven staan. Het verband tussen stroom door het lichaam en de toegestane tijd is gegeven in de norm IEC 60479-1 in de stroom-tijd-gevarencurves met de benamingen B, Lc, C1, C2 en C3.

Vaak wordt aanbevolen voor de I/t-gevarenkromme te werken met de C1-curve. De kromme C1 vormt de fibrillatiedrempel, die van 35 mA tot 500 mA mede afhankelijk is van de tijdsduur van de stroomdoorgang. Beneden deze lijn treedt geen hartfibrillatie op.

Het is mogelijk op concern niveau een andere curve (bijvoorbeeld de Lc-curve) op te geven. Deze stroom-tijd-gevarencurve ligt tussen de B- en de C1-curven. De Lc-curve is ontleend aan een schrijven van EnergieNed en is met name interessant voor toepassing in installaties. De curve is afgeleid uit de spanning-tijd-gevarencurve uit de norm NEN 1010 voor installaties. Hierbij is uitgegaan van de IEC TC64(Sec)491 standaardconditie 1, zijnde aanraakspanning-lichaamsweerstand-curve 5%, aanraakwijze met twee handen en twee voeten en een schoeiselweerstand van 1000 Ohm.

 

Alternatieve curves

De alternatieve curves gaan ervan uit dat door het doorverbinden van alle beschermingsleidingen en aardelektrodes een zodanige potentiaalvereffening optreedt, dat tijdens een fase-aardkortsluiting de aanrakingsspanning voldoende klein wordt. Als gevolg schrijft men voor dat het voldoende is de kortsluiting binnen 5 s af te schakelen. De alternatieve curves kunnen ook het veiligheidscriterium verruimen aan de hand van de stroom door een menselijk lichaam of de foutspanning.

t < 5 s: Het net is aanrakingsveilig indien de afschakeltijd kleiner dan 5 s is.

Im < 37 mA of t < 5 s: Volgens de C1-curve mag, theoretisch gezien, een stroom door het lichaam van 37 mA of kleiner oneindig lang blijven vloeien. Grotere stroomsterktes zijn alleen toegestaan indien de stromen binnen een door de C1-curve aangegeven tijd worden afgeschakeld. De alternatieve curve stelt echter dat het net aanrakingsveilig is indien de stroom kleiner is dan 37 mA (ongeacht de afschakeltijd) of indien de afschakeltijd maximaal 5 s is (ongeacht de stroomsterkte door het menselijk lichaam).

Uf < 66 V of t < 5 s: Volgens de C1-curve mag, theoretisch gezien, een stroom door het lichaam van 37 mA of kleiner oneindig lang blijven vloeien. Uitgaande van de hierboven genoemde standaardconditie 1 kan worden uitgerekend dat een stroom van 37 mA vloeit bij een foutspanning van 66 V. Hierom kan gekozen worden voor een eenvoudigere beoordeling van de aanrakingsveiligheid op basis van een foutspanning. Het net is veilig indien de foutspanning 66 V of lager is (ongeacht de afschakeltijd) of indien de maximale afschakeltijd 5 s is (ongeacht de foutspanning).

Ua < 50 V of t < 5 s: Een nieuwe veiligheidseis van de ACM, 2018.

Ua < 25 V of t < 5 s: Een nieuwe veiligheidseis van de ACM, voor risico-aansluitingen, 2018.

C1 en t < 5 s: Het net is aanrakingsveilig indien aan de C1-curve voldaan wordt en de afschakeltijd kleiner dan 5 s is.

t < 0,4 s: Het net is aanrakingsveilig indien de afschakeltijd kleiner dan 0,4 s is.

t < 0,2 s: Het net is aanrakingsveilig indien de afschakeltijd kleiner dan 0,2 s is.

 

Risicogevarencurve

Risco-aansluitingen worden aan deze stroom-tijd-gevarencurve getest. Bovendien wordt bij risico-aansluitingen de schoeiselweerstand nul Ohm genomen en de aanraakwijze twee handen - twee voeten.

 

 

Onderbroken aarding

Naar keuze kan worden ingeschakeld of bij de berekening van de aanrakingsveiligheid ook de gevolgen geanalyseerd moeten worden van onderbroken:

nulgeleider,

nul-aarde-koppeling,

aardgeleider of

aardelektrode.

 

 

Kortsluiting

 

Kabelresolutie

Het is mogelijk de kortsluitvastheid bij diverse kortsluitingen over een kabel te berekenen, zonder op elk punt een kortsluiting te hoeven berekenen. Bij een waarde van nul is deze optie uitgeschakeld.

 

Geleidertemperatuur

De geleidertemperaturen voor dikke en dunne kabels voor deze berekening. De weerstand van kabels is afhankelijk van deze temperaturen.

 

Maximale fouttijd

De maximale tijd dat een fout mag blijven staan bepaalt of er sprake is van netveiligheid. Een overschrijding van deze tijd hoeft niet te leiden tot een onveilige situatie voor personen, maar kan leiden tot het doorbranden van kabels of andere componenten.

 

Alleen voor LS

Alleen laagspanningsobjecten worden beoordeeld op netveiligheid.

 

Zie ook: Kortsluiting.

 

 

Spanningsvastheid

 

Door inschakelen van een gespecificeerde belasting wordt geanalyseerd of een netwerk spanningsvast is met het oog op dips door inschakelverschijnselen. Voor deze berekening kunnen de gegevens voor asymmetrische en symmetrische belastingen ingesteld worden.

 

Asymmetrisch

éénfasebelasting: fase, actief vermogen en blindvermogen

drempel voor kleurindicatie (maximale spanningsdip en referentie fase-nul-impedantie),

 

Symmetrisch

driefasenbelasting: actief vermogen en blindvermogen

drempel voor kleurindicatie (maximale spanningsdip en referentie fase-impedantie).

 

Zie ook: Spanningsvastheid.

 

 

Macro

 

Hiermee kan een begrenzing worden ingebouwd, voor het geval een macroberekening onbedoeld in een oneindige lus terechtkomt. Ook kan een begrenzing worden opgenomen voor het geval een macroberekening te lang zou duren. De instelmogelijkheden zijn:

Maximaal aantal iteraties (while en repeat):het maximaal aantal keren dat eenzelfde lus doorlopen wordt,
Maximale uitvoeringstijd:de maximale rekentijd dat een macro mag duren. Indien een waarde van 0 is gespecificeerd, wordt op dat punt geen controle uitgevoerd.

Zie ook: Macro's.