Variabelen

<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >>

Navigatie:  Macro's > Macro: structuur en syntax >

Variabelen

De gebruiker kan in zijn macro zelf variabelen definiëren. Deze kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt als teller of als hulpvariabele om de attributen te bewerken. Er zijn variabelen mogelijk die een tekst, een getal, een waarheidswaarde (boolean), een stand van een schakelaar of de richting van het vermogen of een object kunnen bevatten. Onderstaande tabel geeft een overzicht met daarin de mogelijke waarden die de variabelen kunnen bevatten.

 

Variabeletype

Mogelijke waarde

Initiële waarde

Tekst

'ABC…', 'abc…', '0123…'

leeg

Getal

1, 2, 3, … , 1.1, 1.2, 1.3, … , 1.2E3, …

0

Waarheidswaarde

TRUE of FALSE

FALSE

Object

 

NIL

 

De variabelen kunnen in de macro's worden gedefinieerd met het commando Set, waarbij zij een bepaalde waarde krijgen toegekend. Als een variabele niet is gedefinieerd, is de initiële waarde van de variabelen bij het eerste gebruik gegeven in de bovenstaande tabel.

 

De naam van de variabelen mag bestaan uit combinaties van letters, cijfers en de underscore (_).

 

Er zijn arrays gedefinieerd om grote hoeveelheden berekende resultaten op te slaan. Zie:

Arrays