<< Klik om de inhoudsopgave weer te geven >> Navigatie: Componenten en parameters > Circuit |
Nieuwe circuits kunnen worden toegevoegd via het menu Invoegen | Componenten | Circuit of door met rechts in het werkblad te klikken en Circuit te kiezen. Een circuit kan bestaan uit:
•één 3-aderige kabel
•drie één-aderige kabels
Vanwege de toegepaste norm IEC 60287 is het bij niet alle configuraties mogelijk om met meer dan één circuit te rekenen. Samengevat:
Ondergronds
Geen gronduitdroging |
Meerdere circuits mogelijk |
Gedeeltelijke gronduitdroging |
Één circuit |
Gronduitdroging voorkomen |
Meerdere circuits mogelijk |
Bovengronds
Geen zoninstraling |
Voorgeschreven configuraties |
Wel zoninstraling |
Voorgeschreven configuraties |
In de dialoog die verschijnt bij het toevoegen van een circuit kunnen een aantal eigenschappen worden gezet. Grofweg zijn deze onderverdeeld in Kabeltype en Ligging:
Hier kan het kabeltype worden gekozen. Er kan een filter worden gebruikt bij het selecteren van een kabeltype uit de kabeltypedatabase om het zoeken te vereenvoudigen. Er kan worden gefilterd op 3 criteria:
•isolatie (kunstof of geen kunststof)
•aantal aders (1 of 3)
•spanningsniveau
De aangegeven spanningsniveau's zijn gekoppelde spanningen, al is in de kabeldatabase de fasespanning opgeslagen. Sommige GPLK-kabeltypen hebben een hogere fasespanning (8/10 en 10/10 kV), waardoor deze kabeltypen in een hogere spanningsreeks liggen. De maximale geleidertemperatuur van de gekozen kabel kan hier eventueel worden aangepast. De standaard ingevulde waarde is afhankelijk van het isolatiemateriaal en wordt overgenomen uit de opties, bij Berekening | Temperaturen, zie: Berekening.
Nadat er een kabel is gekozen moet worden ingevoerd hoe de configuratie van het circuit wordt. De dialoog verandert als er bepaalde configuraties worden gekozen. Zo is bij een configuratie ondergronds een andere dialoog zichtbaar dan bij een configuratie boven de grond. Bij het definiëren van de omgeving wordt door Gronduitdroging of Zoninstraling te specificeren de ligging van het circuit bepaald, deze is respectievelijk onder- of bovengronds.
Fasevolgorde
De fasevolgorde is alleen van toepassing op 1-aderige kabels ondergronds in plat vlak. De mogelijkheden zijn:
•linksdraaiend
•rechtsdraaiend
Aansluiting
Methode van aansluiten van de afscherming of methode van beperking van de verliezen in de afscherming. De methode van aansluiten van het aardscherm is enkel van topassing bij 1-aderige kebels. De mogelijkheden zijn:
•Afscherming aan 1 punt doorverbonden
•Afscherming aan beide punten doorverbonden
•Cross bonding
•Niet-ideale cross bonding
•Transpositie
Kabels in buis
Als een kabel in een duct/buis wordt gelegd de eigenschappen van de buis worden ingevoerd. De minimaal mogelijke afmetingen van de buis zijn als hulpmiddel achter de invoervelden afgedrukt. Een circuit kan niet in een buis worden gelegd als het al in een geul ligt.
De berekening voor een kabel in een mantelbuis (duct) is ten opzichte van de norm uitgebreid voor de situatie dat de buis gevuld is met bentoniet of met stilstaand water. Hierbij is uitgegaan van een specifieke thermische weerstand (rho) van bentoniet (0,5 Km/W) en van water (0,05 Km/W). De uitbreiding is geschikt voor PVC- en PE-buizen. De berekening voor de thermische weerstand T4' (lucht in de buis) wordt voor gevulde mantelbuizen vervangen door de thermische weerstand van een laag van bentoniet of water, met de aanname dat de kabel zich in het midden van de buis bevindt. De berekening voor buizen gevuld met bentoniet of water staan niet vermeld in de norm IEC 60287-2-1 (tabel 4) en wordt dan ook niet officieel ondersteund.
Het kabelmodel is in meer detail uitgewerkt onder Berekeningen, zie: Kabelmodel, Stationaire belasting en Dynamische belasting